Contact|

Preventie: De volgende stap

25 JAN 2018 | AMSTERDAM

Column: ONDER TOEZICHT STELLEN VAN HULPVERLENERS?

Vijftien jaar en 140 kilo. Een kind met extreem overgewicht dat kampt met ernstige lichamelijke en psychische klachten. Ondanks het herhaaldelijk uiten van ernstige zorgen door verschillende partijen, waaronder de casemanager, wilde de kinderarts de lichamelijke klachten niet behandelen omdat hij vond dat eerst de (in zijn ogen) oorzaak van het overgewicht (trauma) aangepakt moest worden. De psychiater was echter van mening dat behandeling van het trauma geen zin had omdat eerst de lichamelijk klachten behandeld moesten worden. Gevolg was dat dit kind maandenlang heen en weer werd geslingerd tussen hulpverleners, maar niet de hulp kreeg die hij nodig had.

 

Het komt gelukkig niet vaak voor, maar dit betreft helaas wel een echte casus. Uiteindelijk wist een arts van de GGD de twee medici op één lijn te krijgen. Eigenlijk onbegrijpelijk dat er zo lang geen actie ondernomen werd, terwijl je te maken hebt met twee medisch specialisten die hetzelfde nastreven: het verbeteren van de gezondheid van de patiënt. Wat is hier aan de hand? Sprak de casemanager niet de juiste ‘medische’ taal? Ging het hier om eigenwijze artsen die eerder geneigd zijn te luisteren naar een andere arts dan naar een ‘buitenstaander’ (een niet-medicus)? Duidelijk is wel, dat er verschillend gedacht werd over wat de beste oplossing was en blijkbaar ontbrak het aan doorzettingsmacht om in te grijpen. 

Onlangs heeft de wethouder Zorg van Amsterdam, Eric van der Burg, gesteld dat ‘morbide obesitas bij kinderen een vorm van kindermishandeling is’. Je kunt het eens of oneens zijn met deze stelling, maar het benadrukt in één zin wel de urgentie van het probleem. Daarnaast biedt deze stellingname mogelijkheden om als allerlaatste redmiddel doorzettingsmacht te organiseren door een ondertoezichtstelling (OTS) toe te passen of kinderen uit huis te plaatsen als ouders niet mee willen werken of hulp weigeren. Voor ouders die niet mee willen werken, hebben we dus een concrete tool in handen om in te kunnen grijpen. Maar hoe zit dat met hulpverleners? 

Een deel van de hulpverleners wordt gefinancierd door gemeenten (jeugdartsen, maatschappelijk werkers, jeugdverpleegkundigen). Om hierop te kunnen sturen, worden beleidsvoornemens geformuleerd, samenwerkingsafspraken in convenanten vastgelegd en worden regisseurs aangesteld. Prima ontwikkelingen, echter gemeenten krijgen steeds meer te maken met hulpverleners waar ze niet over gaan, die worden gefinancierd door de zorgverzekeraars (huisartsen, verloskundigen, kinderartsen, diëtisten). En als het er werkelijk op aankomt, hoe en wie hakt dan op casusniveau de knoop door? Wie heeft daartoe in zowel gemeentelijk als zorgcircuit de deskundigheid en doorzettingsmacht?

 Is het onder toezicht stellen van hulpverleners de oplossing? Liever niet. Ik pleit voor kruisverbinding waarbij de gemeente het mogelijk maakt dat zorgverleners kunnen doorverwijzen naar gemeentelijk hulpaanbod (zie project welzijn op recept) en waarbij zorgverzekeraars het mogelijk maken dat de (gemeentelijk gefinancierde) jeugdarts het mandaat krijgt om rechtstreeks door te verwijzen naar het zorgcircuit en indien nodig de (medische) coördinatie op zich te nemen.